Examples of using Observeren in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Computer
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Gewoon observeren.
Observeren en leren.
Alles observeren.
Observeren en melden.
Geel, observeren.
Combinations with other parts of speech
Usage with nouns
Observeren en raporteren.
Gebeurtenissen observeren.
Ze observeren 'r.
We zullen je observeren.
We observeren iedereen.
Luisteren, observeren.
We observeren alles.
We zijn aan 't observeren.
Observeren en ondersteunen.
We zijn aan het observeren.
Alleen observeren en rapporteren.
We waren aan het observeren.
Strikt observeren en rapporteren.
Ben je aan het observeren?
Observeren zal moeilijk worden.
We zullen blijven observeren.
Observeren en jagen meedogenloos.
Dom, we zijn aan het observeren.
We kunnen observeren maar dat is alles.
We moeten meer observeren.
Blijven observeren, over en uit.
Uw FTP-server beheren en observeren.
Het observeren vormt de werkelijkheid- en de kunst.
Deze keer, gaan jullie mij observeren.
Alleen al door observeren, weet hij dat ze moeder is.