Voorbeelden van het gebruik van Gisteren zei in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Gisteren zei je.
Van wat ik gisteren zei.
Gisteren zei je nog van wel.
Wat je gisteren zei.
Gisteren zei Fama tegen haar….
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
vader zeimoeder zegtsimpel gezegdsommigen zeggendokter zegtwaarheid zeggenjezus zeizegt de man
zei alice
vrouw zei
Meer
Over wat ik gisteren zei.
Gisteren zei je"Verschijningen.
Over wat je gisteren zei.
Gisteren zei hij telkens 'Melanie.
Het was zoals je gisteren zei.
Maar gisteren zei je.
Aan iets wat je gisteren zei.
Maar gisteren zei je.
Ik zat te denken over wat je gisteren zei.
Wat ik gisteren zei is waar.
Het voelt alsof de helft van wat Yoko gisteren zei niet.
Gisteren zei hij constant Melanie.
Door wat je gisteren zei.
Gisteren zei hij dat hij zou gaan.
Alles wat ik gisteren zei, was waar.
Gisteren zei Juve: We zijn terug, hier zijn we.
Louis? Meende je wat je gisteren zei? -Ja?
Wat ik gisteren zei, ik neem het niet terug.
Gisteren zei u: Meerdere schreeuwen. Een schreeuw?
Een schreeuw? Gisteren zei u: Meerdere schreeuwen?
Gisteren zei je dat ik op de zaken vooruit liep.
Zoals je gisteren zei, dit is theoretisch.
Gisteren zei ik dat je triest en zielig was.
Maar wat je gisteren zei, als je een ader doorsnijdt.
Gisteren zei je nog dat je samen met mij pal zou staan.