Voorbeelden van het gebruik van Vloog in brand in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Het vloog in brand.
De koopvaardijvloot vloog in brand.
Hij vloog in brand.
Toch wel. Die ene vrouw vloog in brand.
Hij vloog in brand, over en uit.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
tijd vliegtvliegende schotel
vliegend tapijt
vliegende apen
vogels vliegenuur vliegenvliegende vissen
lucht vliegenvliegende insecten
vliegende auto
Meer
Gebruik met bijwoorden
Gebruik met werkwoorden
Z'n machine vloog in brand.
De hut vloog in brand en Eutroclus haalde me eruit.
Mijn wagen vloog in brand.
Deze vloog in brand vanmorgen.
Het crashte en vloog in brand.
De auto vloog in brand en hij… Hij verbrandde?
Mijn logement vloog in brand.
De kerk vloog in brand en jullie renden naar huis?
Daklozen kamp vloog in brand.
De kerk vloog in brand en jullie renden naar huis?
Het toestel ging over de kop en vloog in brand.
De motor vloog in brand.
Het toestel maakte een schuiver en vloog in brand.
M'n auto vloog In brand.
Het toestel brak in stukken uiteen en vloog in brand.
Een boek vloog in brand.
En hij werd heel heet en vloog in brand.
De auto vloog in brand en hij?
We verdwaalden en de boot vloog in brand.
De auto vloog in brand.
Ik zette 'm aan en hij vloog in brand.
De trein vloog in brand.
Een motor vloog in brand.
Het schip vloog in brand.
Het vet kookte over, vloog in brand op de gasvlam.