Beispiele für die verwendung von Na ja auf Deutsch und deren übersetzungen ins Niederländisch
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Und, na ja.
En… Tja.Na ja, weißt du.
Ach, weet je.Die sind, na ja.
Na ja, falsch.
Ich wollte… Na ja.
Ik dacht… Het is.Na ja, später.
Abgesehen, na ja, von dir.
Na ja, im Herbst.
Tja, de herfst.Ich bin schockiert. Na ja.
Na ja, zu dir.
Ik bedoel jouw huis.Na ja, er ist acht.
Ach, hij is acht.Na ja, dass ich.
Je weet wel, dat ik.Na ja, nicht ganz.
Ja, maar niet echt.Na ja, ich geb dir 40.
Oké, ik geef je 40.Na ja, ich weiß nicht.
Na ja, vielversprechend.
Het is veelbelovend.Na Ja, er ist mein Boss.
Na ja, ich habe übertrieben.
Oké, ik overdreef.Na ja, das und… sein Po.
Zijn kont. Nou, dat en.Na ja, du bist noch jung.
Ach, je bent nog jong.Na ja, er ist Nigerianer.
Ach, hij is Nigeriaan.Na ja, nein, ist es nicht.
Wel, nee, het is niet.Na ja, was soll ich sagen?
Tja, wat zal ik zeggen?Na ja, meine Konstituenten.
Nou, ik… Mijn achterban.Na ja, er hat Recht. Und?
Wel, hij heeft gelijk. En?Na ja, er war Anwalt.
Nou, dat was-ie. Een advocaat.Na ja, es ist erst Dienstag.
Ach, het is pas dinsdag.Na ja, nicht für mich.
Ja, maar niet speciaal genoeg.Na ja, da ist was dran.
Nou, dat is wel waar, maar ik.Na ja, jemanden töten.
Je weet wel, iemand vermoorden.
