Examples of using Boof in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Hoi, Boof.
Boof, wist jij 't?
Hè, Boof.
Boof kust baarzen.
Kijk, Boof.
Boof, het spijt me.
Morgen.- Boof.
Gaat Boof ook mee?
Niet deze keer, Boof.
Boof, kijk nou 's naar me.
Okè, de volgende is… Boof.
Boof, ik ben net thuis.
Oké, de volgende is… Boof.
Boof, ik voel me nogal raar.
Ik ben wie ik ben. Kijk, Boof.
Boof, ik heb iets voor je!
Producten getagd met boof.
Boof, ik heb iets voor je.
Morgen.- Morgen, Daisy.- Boof.
Boof, het spijt me. Het kan echt niet.
Het kan echt niet. Boof, het spijt me.
Boof, het spijt me. Het kan echt niet.
Het kan echt niet. Boof, het spijt me.
Boof is geboren voor onze boefjes.
Yes, wij zijn helemaal fan van de BOOF jeans!
En Boof weet dat het in dit huis niet uitmaakt.
Podge en zijn maat Boof houden van bier.
De BOOF jeansbroek is hip
In deze broek zit alles wat je van BOOF zou verwachten.
BOOF Producten zijn handgemaakt in omgeving vriendelijke omstandigheden