Examples of using Hij doof in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Is hij doof?
Aan welk oor is hij doof?
Is hij doof of zo?
Ober. Is hij doof?
Is hij doof of zo?
Combinations with other parts of speech
Usage with nouns
(een maand later werd hij doof).
Is hij doof?
Als God dat niet hoort, Hilda, is hij doof.
Oh, is hij doof?
Is hij doof of onbeschoft?
Wordt hij doof?
Is hij doof voor ons lijden?
Wij denken dat hij doof en stom is.
Is hij doof aan één oor?
Misschien is hij doof of zo.
Is hij doof of dom?
Wacht, misschien werd hij doof. Wees stil!
Is hij doof of zo?
Wacht, misschien werd hij doof. Wees stil!
Is hij doof of zo?
Omdat hij doof is?
Iemand zei iets tegen hem, We beseften dat hij doof was.
Dan is hij doof. Mis.
Stel dat hij doof is geworden door een NF2-tumor, en niet door meningitis?
Het is vooral omdat hij doof en niet blank is.