Examples of using Kip in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
En de kip.
Kip met honing.
X, gevulde kip.
Kip tan-dookie.
Ik ben geen kip.
Combinations with other parts of speech
Kip, ben jij dat?
Nu ben je een kip.
Kip en het ei.
Zet de kip neer, Dag.
Kip, stop de boot.
Zet die kip neer, Dag.
Kip of leverworst?
Alsjeblieft. Kip Roberts?
Kip Roberts? Alsjeblieft?
Vier man tegen één kip.
Een kip in ons bed!
Basispekel voor vlees, kip en vis.
Twee kip, één geen saus.
Ik was op die boerderij. Met de kip en.
Ik heb kip en bier. Berta?
leverworst, kip en leverworst.
Mijn kip ziet er niet goed uit.
Missy heeft een kip in m'n kamer.
Kip, Rakhee is bij een kazerne.
Dus als je hier 'n kip eet, ben je in gevaar?
Kip Smithers.- Smithers, meneer.
Balletjes van kip en kaas in broodkruimels.
Kip. Kip, iedereen is weg. Cowen!
Hoofdingrediënten zijn kip, rundvlees of schapenvlees.
De kip had ook principes.