Examples of using Pub in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Een pub.
Pub of koffie?
In de Lake Pub.
In de pub en de club.
Naar de Lake Pub.
Combinations with other parts of speech
Usage with adjectives
ierse publokale pubgoede pubsde lokale pubgezellige pubskleine pubtraditionele pubengelse pubverschillende pubsde ierse pub
More
Usage with verbs
In een pub met mijn broer, Jason.
In een pub, ja.
Of hij zit in de pub.
Die begint een pub of een sportzaak.
In de Black Boy Pub.
Ze werkt in een pub in Midsomer Malham.
Ja. Hij is in de pub.
Je moest die pub zien, je zou welkom zijn.
Ik zie je in de pub.
De vrouw die David in de pub ontmoette. Dat is ze.
Ik kocht hem in een pub.
Dan blijf ik in de pub en jij gaat lopen.
Ja, ik droomde van 'n pub.
Hij was in een pub, waar hij dronk met vrienden.- Llanberis.
Waarom? Vertel me over de pub.
Uitstekende camra pub en general store op 5 minuten afstand.
Look. Snel. Oh, een leuke pub.
Winkel 5 minuten lopen, pub 1 min. Lopen.
Als jij een rondje geeft in de pub.
Overigens eten we extreem vaak in de pub deze vakantie.
Echt waar? Hij werkt er in een pub.
Bedankt, maar ik moest Mauricio de pub uit krijgen.
Je mag niet meer roken in de pub.
Welnee.- Jullie zijn in de pub gezien.
Dus je loog over waar je was.-Hardlopen, fietsen, naar de pub.