Examples of using Quick in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Een Team Quick.
Volgende: quick huis installeert.
Ik betaalde die Ben Quick.
Herbert Quick, van de Treasury.
Ik werkte bij Quick Pick.
Combinations with other parts of speech
Usage with adjectives
Usage with verbs
Quick Reaction Force is onderweg.
Je weet maar nooit. Quick Picks.
Mr. Quick, Ik ben een menselijk wezen.
Je weet maar nooit. Quick Picks.
De Quick Reaction Force is onderweg.
Dat is helemaal Caitlyn Quick.
Waar was dr. Quick gisteravond?
Mr. Quick.
Slow, slow… quick, quick, slow… aansluiten.
Hier voor de Gourmet Quick Chop.
De Quick Reaction Force is onderweg.
Mr. Quick.
Wie is hij? Dr. Quick, hoofd chirurgie.
Quick Draw McGraw was altijd al mijn favoriet.
Het werd de Quick& easy chana masala.
Ik wist dat jij voor mij zou komen. Jesse Quick.
Wil je een quick and dirty aanpak?
Praat met haar en ze geeft je de Quick Claw!
Zoek quick wins, en zorg voor successen.
Meneer, er is een Quick Reaction Force onderweg.
Quick Look Effen trui met lange mouwen& ronde hals.
Processen verbeteren: quick wins én een langetermijn aanpak.
Quick Defrost ontdooit snel en gelijkmatig.
In de Dôme vind je Quick met alle bekende producten en nieuwigheden.
The Quick Brown Fox,