Examples of using Train in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Train mij.
En ik train.
Train hem.
Ik lees of train niet.
Train met mij.
People also translate
Maar ik train elke dag.
Train vandaag alleen.
Meestal train ik thuis.
Train je tegenwoordig 's nachts?
Terror Train, Prom Night.
Train hard om anderen te helpen.
Hoe lang train je al?
Ik train al een jaar.
Wij relaxen en jij bent aan het train.
Ik train veel.
Train zoals je wedstrijden speelt, man.
Dit zijn de Soul Train Awards. Niet vanavond.
Train waar en wanneer u maar wilt.
Dit zijn de Soul Train Awards. Niet vanavond.
Train op je eigen niveau bij E.S.A.V.
Daar train je voor.
Train met muziek, niet met je telefoon.
Ja, ik train nogal overdreven.
Train met Nike+ en word steeds beter.
Klopt, ik train hier al m'n hele leven voor!
Train die hond. Ik heb die hond zien bewegen.
Ik train soms wel.
Train de armen, benen,
Ik train al jaren lang.
Train je hele lichaam