Examples of using Zeide tot zijn vader in Dutch and their translations into English
{-}
- 
                        Ecclesiastic
                    
- 
                        Colloquial
                    
- 
                        Official
                    
- 
                        Medicine
                    
- 
                        Financial
                    
- 
                        Computer
                    
- 
                        Ecclesiastic
                    
- 
                        Official/political
                    
- 
                        Programming
                    
En Simson zeide tot zijn vader.
gans zeer; en hij zeide tot zijn vader: Zegen mij, ook mij, mijnvader!
En het zeide tot zijn vader: Mijn hoofd, mijn hoofd!
bracht die tot zijn vader;  en hij zeide tot zijn vader: Mijn vader  sta op
En Jozef zeide tot zijn vader: Zij zijn  mijn zonen,
En het zeide tot zijn vader: Mijn hoofd, mijn hoofd!
En het zeide tot zijn vader: Mijn hoofd, mijn hoofd!
Jozef zeide tot zijn vader: O mijn vader! .
En Jozef zeide tot zijn vader: Niet alzo, mijn vader! .
En Jakob zeide tot zijn vader: Ik ben  Esau, uw eerstgeborene;
En Jakob zeide tot zijn vader: Ik ben  Ezau uw eerstgeborene;
En Jakob zeide tot zijn vader: Ik ben  Ezau uw eerstgeborene;
En Jakob zeide tot zijn vader: Ik ben  Ezau uw eerstgeborene;
Abraham zeide tot zijn vader Azer: neemt gij beelden tot  goden?
Abraham zeide tot zijn vader Azer: neemt gij beelden tot  goden?
Abraham zeide tot zijn vader Azer: neemt gij beelden tot  goden?
En Simson zeide tot zijn vader: Neem mij die, want zij is  bevallig in mijn ogen.
En Jozef zeide tot zijn vader: Niet alzo,
En Jozef zeide tot zijn vader: Niet alzo,
En Jozef zeide tot zijn vader: Niet alzo,
Abraham zeide tot zijn vader Azer: neemt gij beelden tot  goden? Waarlijk, ik bemerk,
En Jozef zeide tot zijn vader: Niet alzo, mijn vader! 
Jozef zeide tot zijn vader: O mijn vader!  waarlijk,
Jozef zeide tot zijn vader: O mijn vader!  waarlijk, ik zag in
Jozef zeide tot zijn vader: O mijn vader!  waarlijk, ik zag in
En Jakob zeide tot zijn vader: Ik ben  Ezau uw eerstgeborene;
En Jakob zeide tot zijn vader: Ik ben  Ezau uw eerstgeborene;
En Jakob zeide tot zijn vader: Ik ben  Ezau uw eerstgeborene;