What is the translation of " USE YOUR WORDS " in Dutch?

• gebruik je woorden
• gebruik jouw woorden
• gebruik woorden

Examples of using Use your words in English and their translations into Dutch

Use your words.
Gebruik je mond.

Amelia, use your words.
Amelia, gebruik je woorden.

Use your words.
Gebruik je woorden.

You gotta use your words.
Je moet je mond gebruiken.

Use your words.
Gebruik jouw woorden.

What? Christopher, use your words.
Christopher, gebruik je woorden.- Wat?

Use your words!
En gebruik je woorden.

You might have to use your words.
Je moet je woorden gebruiken.

Use your words, Tim.
Gebruik je woorden, Tim.

Christopher, use your words.- What?
Christopher, gebruik je woorden.- Wat?

Use your words, Ted.
Gebruik je woorden, Ted.

I'm Artemis37. Use your words, dude.
Iemand zoekt… Gebruik jouw woorden, kerel.

Use your words, son.
Gebruik je woorden, zoon.

How will you use your words this week?
Hoe gaat u gebruik maken van uw woorden deze week?

Use your words. Huh?
Gebruik jouw woorden. Hè?

I hear someone's been… I'm Artemis37. Use your words, dude.
Iemand zoekt… Gebruik jouw woorden, kerel.

Huh? Use your words.
Hè? Gebruik jouw woorden.

I hear someone's been… I'm Artemis37. Use your words, dude.
Gebruik jouw woorden, kerel. Iemand zoekt.

Huh? Use your words.
Gebruik jouw woorden. Hè?

Use your words. Huh?
Hè? Gebruik jouw woorden.

Lady, use your words.
Dame, gebruik je woorden.

Use your words, Jane!
Gebruik je woorden, Jane!

Come on, use your words, buddy.
Kom op, gebruik je woorden maatje.

Use your words. Grace.
Gebruik je woorden, Grace.

Can you use your words, please?
Wil je alstublieft je woorden gebruiken?

Use your words, Blake.
Gebruik uw woorden, Blake.

Just use your words and talk to me.
Gebruik je woorden en praat met me.

Use your words, Bishop.
Gebruik je woorden, Bishop.

You use your words like they're weapons.
Je gebruikt je woorden als waren ze wapens.

Use your words, Barker.
Gebruik je woorden, Barker.