Voorbeelden van het gebruik van Kar in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Naar Abu Kar.
Kar, hierheen.
Kar, over here.Van die kar af.
Een kar die mij trekt.
A car to pull me.Het is jouw kar.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met werkwoorden
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Vergeet Kar niet.
Spring in mijn kar.
Jump in my car.Crash kar en epi,!
Crash cart and epi!Blijf in de kar.
Stay in the wagon.Uw kar wacht, meneer.
Zelfs op de kar.
Even on a carriage.De kar is al gepakt.
The wagon is already packed.Hier komt de kar.
Here comes the wagon.Welke kar is het, McGee?
Whose wagon is it, McGee?Hij zit in de kar.
He is in the carriage.Pak de kar en vind hem!
Take this car and find him!Welkom in de Kaslan Kar.
Welcome to Kaslan Kar.Mijn kar vertrekt vandaag.
My wagon is leaving today.Van die kar af.
Help. Kar wordt aangevallen!
Help! Cart under attack!Iets van de kar, liefjes?
Help. Kar wordt aangevallen!
Cart under attack!- Help!Cuffey, deze kar moet weg.
Cuffey, you got to move this waggon.Kar, wat doe je hier?
Kar, what the hell are you doing here?Pap, deze kar hebben we nodig.
Dad, we need this car.Kar en ik hadden trouwplannen.
Cart and I had wedding plans.Ik heb 'n kar voor de Hertog.
I got a car for the Duke.Kar, denk eraan, je kan winnen.
Kar, remember. You can beat him.Tenzij jij de kar wil trekken?
Unless you want to pull the cart.Mrs Kar, fijn u weer te zien.
Mrs. Kar, good to see you again.
