Examples of using Beginner in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Voor 'n beginner.
Die beginner zit niet meer op mijn zaak.
Voor een beginner.
Een beginner zal het ding breken.
Ze is een beginner.
Combinations with other parts of speech
Usage with adjectives
Beginnersfout door een domme beginner.
Dat klopt, beginner.
Nou, beginner, deze zaak is gesloten.
Dat klopt, beginner.
Een beginner weet zelfs niet wat MIME is.
Je bent nog een beginner.
Ik was een beginner, maar nu niet meer.
Hij was weer een beginner.
Als je een Beginner Dit is een MUST SEE!
Altijd. Tenzij je een beginner bent.
Beginner of niet, ik kon je nu vermoorden.
Je bent een beginner, hè?
Beginner of niet, ik kan je nu meteen vermoorden.
Ski lessen beginner namiddag.
ik ben ook geen beginner.
Bent u de beginner of een tussenliggende klant?
Die zal handig zijn voor een beginner als jij.
Ja, een beginner die werkt aan zijn zelfvertrouwen.
Het eerste is dat de ontvoerder een beginner is.
Bent u de beginner of een tussenliggende klant?
laat je zien dat je een beginner bent.
Beginner agent naar IIB Sgt in minder
Volledige drumkit voor beginner tot semi-pro spelers.
Beginner zittend voor concentratie
Je bent duidelijk een beginner in de wereld van echtelijke ruzies.