Examples of using Groot verschil in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Groot verschil, Ray.
Met een groot verschil.
Groot verschil, trut.
Dat is een groot verschil.
Groot verschil. Holmes.
Combinations with other parts of speech
Usage with adjectives
groot verschileen groot verschilbelangrijkste verschilenorm verschilsignificant verschilklein verschilduidelijk verschileen klein verschilecht verschileconomische verschillen
More
Er is een groot verschil.
Groot verschil. Holmes.
Dat is een groot verschil.
Groot verschil, die paar blokken.
Er is een groot verschil.
Groot verschil tussen kan en zal.
Er is een groot verschil.
Een groot verschil met een uitnodiging.
Niet echt een groot verschil.
Een groot verschil in de levens van mensen.
Maar er is geen groot verschil.
Met een groot verschil met start-ups.
Dat pak maakt een groot verschil.
Er is een groot verschil in dat te doen.
En het maakte een groot verschil.
Er is 'n groot verschil tussen ons.
Er is echter een groot verschil.
En kan een groot verschil in haar leven betekenen.
Er is, echter, één groot verschil.
Er is een groot verschil tussen hen(…).
Juridisch gezien is er een groot verschil.
Er Is een groot verschil tussen.
Groot verschil tussen de kamertemperatuur en de ingestelde temperatuur.
Er is een groot verschil, ja?
maakt voor ons een groot verschil.