Examples of using Mattie in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Kom op, Mattie.
Mattie, waar ben je?
Niet goed, Mattie.
Mattie kom met mij mee.
Niet goed, Mattie.
Ja, Mattie, je hebt gelijk.
Is hij oké? Mattie.
Ik ben Mattie Smith.
Ik ben nieuw.- Mattie.
Ik ben Mattie Devore.
Wat denk jij, Mattie?
Waar is Mattie Lazarus?
Even oefenen. Oké, Mattie.
Mattie, dit is niet jouw schuld.
Mijn naam is Mattie Ross.
Het is Mattie, en z'n tweelingzus!
Je bent belangrijk, Mattie.
Mattie Devore's echtgenoot, Lance.
Jij bent belangrijk, Mattie.
Hé, Mattie, wat ben je aan het doen?
Wat doe je hier, Mattie?
Mattie Grace. Ik ben zijn nieuwe baas.
Je hebt hem aangeraakt, Mattie.
Ik ben hier voor Mattie en de bemanning.
Ik wil jou niet kwijt, Mattie.
Jij bent kleine Mattie de boekhouder.
Ik heb je hulp nodig, Mattie.
Mattie. Het was mijn schuld, Mattie. Mattie.
We kunnen niet gewoon 911 bellen, Mattie.
Mattie. Het was mijn schuld, Mattie. Mattie.