Examples of using Object in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Selecteer object.
Object van tolerantie.
Jij bent het object.
Het object is ter plaatse.
Delta 7, het object.
Combinations with other parts of speech
Usage with adjectives
andere objectenverschillende objectengeselecteerde objectenkleine objectengrote objectendecoratief objectmeerdere objectenfysieke objectennieuwe objectenhetzelfde object
More
Het object is in mijn vizier.
Vrijwel elk object, ja.
Is uw object nieuw of tweedehands?
Dollar. En één historisch object.
Als u uw object niet kunt vinden.
En hier is ons volgende object.
Er is 1 object in uw winkelwagen.
Verstuur uw vraag over dit object.
Een object uit een van uw lijsten.
Maar ons belangrijkste object is dit.
Het is een object met één verdieping.
Object in water beweegt richting muur.
Memory match object geïdentificeerd.
Object in water beweegt richting muur.
Onze Vakantie Object op Windsor Hills!
Eerst beschouwt men de vorm van het object.
We naderen het object over 40 seconden.
Dit object is niet beschikbaar op uw locatie.
Gevoel van vreemd object in een of beide ogen.
Het object is gesitueerd in La Nucia(ALICANTE).
If foo equals first object oriented. Hey, Keen!
Uniek object met spectaculair uitzicht op zee.
Verplaatst het geselecteerde object met 0.1 mm Welkom.
Uniek object in de kern van het dorp Damwâld.
Maar ons belangrijkste object is dit: Einsteins brein.