Examples of using Postbode in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
En postbode zijn.
Hij is een postbode.
Postbode van het jaar?
Ik ben postbode.
Een postbode met een spijkerbroek!
Combinations with other parts of speech
Usage with verbs
Jij bent mijn postbode.
Een postbode uit de Bronx?
Nee, niet onze postbode.
Ik ben de postbode, dat is alles.
Mijn vriend is de postbode.
Een postbode met een zwarte helm?
Wat is een postbode?
De postbode gaf ons twee lijsten.
Sinds de postbode kwam.
De postbode is belangrijk voor een dorp.
Dat is de postbode niet.
Onze postbode kent Clyde's levensverhaal.
M'n vader is postbode.
Ik ben de postbode van de Republiek.
Ben ik soms de postbode?
Neem onze postbode, John Purchie.
Mijn vader was postbode.
Het is de postbode maar.- Je boek.
Gevonden door de postbode.
Hij is onze postbode, niet die van jullie.
Van dokter naar postbode.
Penny, de postbode heeft 't weer gedaan.
Rinus de Postbode(fictief).
Goeiedag postbode. Hebt u iets voor het kasteel?
Heeft onze nieuwe postbode geen tong?