Examples of using Sparen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Je kunt haar sparen.
Ik moet sparen voor school.
Belastingen op sparen.
U kunt sparen vijf minuten.
Ik ga hem niet sparen.
Combinations with other parts of speech
U kunt sparen vijf minuten.
Periode van sparen.
Miles sparen op elke vlucht.
Zelfs als we hem sparen.
Sparen en beleggen in KBC Touch.
Ik moet m'n stem sparen.
Lokaal sparen voor lokale bewoners.
We zullen niemand sparen.
Hoeveel sparen we door hier te wonen?
Ze zullen niemand sparen.
Sparen en beleggen voor een kind.
Ik moet m'n energie sparen.
Sparen en beleggen: help me kiezen.
Hij moet zijn energie sparen.
Sparen, mannelijke hand stapelen gouden munten.
Je moet je accu sparen.
Sparen met een variabele of vaste rente.
Je moet je krachten sparen.
Zo sparen we olie en meel uit voor de winter.
U moet uw krachten sparen.
Ik zal zijn leven sparen in ruil voor de kaart.
Ik wilde dat u hen zou sparen.
Individuele aanvragen sparen we op tot een groep.
Ik moet wat geld voor mezelf sparen.
Sparen draait echter niet altijd om gemoedsrust.