Examples of using Trouwt in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Schatze trouwt.
Dan trouwt hij niet.
Mijn dochter trouwt.
Je trouwt uit liefde.
Leeza wil dat Claude trouwt.
Combinations with other parts of speech
Usage with nouns
getrouwde man
getrouwde vrouw
getrouwd stel
getrouwde mannen
gingen trouwengetrouwde mensen
jaar getrouwdblijft trouwmensen trouwenjan trouwde
More
Wie trouwt er eigenlijk?
Toni is niet het type dat trouwt.
Scholtz trouwt in 1948.
Het lijkt wel alsof ze alleen rijke mannen trouwt.
Vandaag trouwt mijn zoon.
Daarmee beloof je maagd te blijven tot je trouwt.
Ze trouwt over 48 uur.
En mijn broertje trouwt vanmiddag.
Als Iole trouwt, zal haar echtgenoot jou doden.
Als Patrick Lussier trouwt, krijgt hij 40.
Morgen trouwt een prinses in dit paleis. Nee.
Als de tijdelijke koning trouwt, is het bindend.
Op 28 juni trouwt Vincent Mentzel met Ellen Heinsen.
Zoals je mag verwachten, van een man wiens dochter een verrader trouwt.
Garrett trouwt vandaag.
Garrett trouwt met beroemdheden.
Vertel Filippus dat zijn dochter Maria trouwt met de lieveling van het Franse hof.
Vostrikov trouwt met een meisje die partijkopstukken kent.
Tenzij men trouwt uit liefde.
Dolf Kruger trouwt met Suze Henriët geb. Amsterdam 3 december 1927.
Halfbroer trouwt halfzus.
Op 28 augustus trouwt Johan met Augustina Josephina Theresia Hubertina Routs in Bloemendaal.
Zaterdag trouwt haar zus.
Een Bligh trouwt in de katholieke kerk!
Niet iedereen trouwt voor het geld.