What is the translation of " TO GO " in Dutch?

• te gaan
• naar
• naartoe
• heen
• weg
• meegaan
• om te vertrekken
• weggaan
• er
• ophangen

Examples of using To go in English and their translations into Dutch

We need to go.
We moeten weggaan.

I want to go home, Charlie.
Ik wil naar huis, Charlie.

I have got to go.
Ik moet weggaan.

I want to go there now.
Ik wil er nu heen.

But, I got to go.
Maar ik moet ophangen.

I want to go with you.
Ik wil met u meegaan.

I just want to go.
Ik wil alleen weggaan.

I want to go with him.
Ik wil met 'm meegaan.

I said I want to go.
Ik zei dat ik weg wil.

I want to go with her.
Ik wiI meegaan met haar.

I told you not to go.
Ik zei u niet te gaan.

I need to go now.
Ik moet nu ophangen.

I never wanted you to go.
Ik wilde u niet weg.

You want to go, don't you?
Je wilt weggaan, hè?

Frank, I got to go.
Frank, ik moet ophangen.

I'm free to go wherever I want.
Ik ben vrij te gaan waar ik wil.

Two down and two to go.
Twee neer en twee te gaan.

No! I want to go home! No!
Ik wil naar huis. Nee. Nee!

I'm Lucian. I need to go.
Ik ben Lucian. Ik moet weg.

I don't want to go, you know.
Ik wil niet weg, weet u.

That's where I want to go.
Dat is waar ik naartoe wil.

We're going to go through it.
We gaan er door heen.

And I am ready to go.
En ik ben klaar om te vertrekken.

Ready to go whenever you are.
Wanneer jullie er klaar voor zijn.

I don't want to go, Mom!
Ik wil niet weg, mama!

I want to go over there and talk.
Ik wil daar naartoe en met hen praten.

I don't want to go alone.
Ik wil niet alleen weg.

I'm taking her where she wants to go.
Ik breng haar waar ze heen wil.

We're gonnahave to go back in.
We moeten er weer in.

I wanted to go with Sora but he can't.
Ik wilde met Sora meegaan, maar hij kan niet.