Voorbeelden van het gebruik van Zit in de auto in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Doug zit in de auto!
Ik kan nu niet videochatten, ik zit in de auto.
Ze zit in de auto.
Mijn dochter zit in de auto.
Ik zit in de auto, en.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
problemen zitgevangenis zitvader zitschool zatfout zatman zitmensen zittenmoeder zitvrouw zitzoon zit
Meer
Mijn dochter zit in de auto.
Ik zit in de auto te eten.
Cincinnati zit in de auto.
Je zit in de auto rijden.
Herr Oderbruch zit in de auto.
Hij zit in de auto, Raymond.
Lauren's moeder zit in de auto.
Hij zit in de auto.
Ik kan nu niet videochatten, ik zit in de auto.
Sadie zit in de auto.
En krijgt verzoekjes van links en rechts… Je zit in de auto.
He, ik zit in de auto.
Ze zit in de auto voor het huis.
Charlotte zit in de auto.
Ik zit in de auto bij Kate.
Ze zit in de auto.- Ze is in orde.
Taylor zit in de auto.
Je zit in de auto met een zielsgelukkige man!
Oké, ik zit in de auto!
Je zit in de auto met 'n zielsgelukkige man. Charlie!
Ja, ik zit in de auto.
Ze zit in de auto aan de voorkant.
Ja, hij zit in de auto.
Hij zit in de auto met draaiende motor.