Voorbeelden van het gebruik van Zit in de cel in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Hij zit in de cel.
Onze verdachte zit in de cel.
Kid zit in de cel.
Geen zorgen om hem, hij zit in de cel.
Hij zit in de cel.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
problemen zitgevangenis zitvader zitschool zatfout zatman zitmensen zittenmoeder zitvrouw zitzoon zit
Meer
Gewapende overval Hij zit in de cel!
Hij zit in de cel.
Tuurlijk. Een van mijn mannen zit in de cel.
Hij zit in de cel.
Natuurlijk, maar mijn broer zit in de cel.
Hij zit in de cel.
M'n telefoon is bijna leeg en mam zit in de cel.
Doug zit in de cel.
Geen zorgen om hem, hij zit in de cel.
Lacey zit in de cel.
Hij is weer in het land en hij zit in de cel.
Haley zit in de cel.
Ze zit in de cel voor moord.
Wakefield zit in de cel.
Hij zit in de cel, wil je met hem praten?
Klopt, ze zit in de cel.
Hij zit in de cel en niemand komt hem bezoeken.
Mijn broer zit in de cel.
Ze zit in de cel, Ed.
Robert Eunson zit in de cel.
Hij zit in de cel, wat wilt u?
En mijn date zit in de cel.
Hij zit in de cel in politiebureau 1.
Misschien niet, maar die jongen zit in de cel, jij niet.
Hij zit in de cel.