Voorbeelden van het gebruik van Zit in de cel in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik zit in de cel.
Haar vriendje zit in de cel.
Hij zit in de cel, niet?
Ja, mijn vrouw zit in de cel.
Jij zit in de cel, maar ik.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Meer
Gebruik met bijwoorden
vast te zittenvast zitvol zitgewoon zittendwars zitcomfortabel zittengoed zitstil zittenrustig zitten
Meer
Onze nieuwe vriend zit in de cel.
Hij zit in de cel.
ייn lid van een moordcomplot zit in de cel.
Die zit in de cel.
Zodat je het weet… je man zit in de cel.
Hij zit in de cel.
Hij is weer in het land en hij zit in de cel.
Lacey zit in de cel.
Ik zit in de cel met Maxwell.
Wakefield zit in de cel.
Ze zit in de cel hiernaast.
Haley zit in de cel.
Hij zit in de cel, we hebben verbaal opgemaakt.
Dharma zit in de cel.
Hij zit in de cel hiernaast.
Piedra zit in de cel.
Reggie zit in de cel, dus hij heeft niemand vermoord.
Phil zit in de cel.
Ik zit in de cel. Ik kan de tv niet controleren.
Mijn vader zit in de cel, zoals je weet.
Ik zit in de cel en de borg bedraagt $10.000.
Linda is dood, Paul zit in de cel en Megan wordt geschorst.
Maggi zit in de cel voor 'n diefstal in een vishandel.
Goed, je zit in de cel in Turkije.