Examples of using Hij dat echt gezegd in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Heeft hij dat echt gezegd?
Mijn God, heeft hij dat echt gezegd?
Had hij dat echt gezegd?
Kerstmis, onzin? Heeft hij dat echt gezegd?
Alsof hij dat echt gezegd heeft.
Combinations with other parts of speech
Usage with nouns
mensen zeggenmoeder zeivader zeidokter zeijezus zeisommigen zeggenklanten zeggenman zeibijbel zegtzegt de HEERE
More
Afzetting? Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd? Kerstmis, onzin?
Wacht, heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?- Briljant?
Oh, ja? Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?- Briljant.
Oh, ja? Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Goed. Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Goed. Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft hij dat echt gezegd?
Heeft ie dat echt gezegd?
Hij heeft dat echt gezegd.
Hij heeft echt gezegd dat hij zou komen.