Examples of using Impliceer in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ik impliceer niets.
Jij denkt dat ik jou impliceer.
Ik impliceer niets.
Een fantastisch aanbod, impliceer ik schertsend.
Impliceer je iets?
Dat is wat ik impliceer, Ms Von See.
Impliceer je iets?
Geen van die transacties eigenlijk impliceer je.
Ik impliceer helemaal niets.
bedoel ik daarmee vier van elkaar verschillende schepen, en impliceer ik dat er ook vier verschillende schepen bestaan.
Ik impliceer helemaal niets.
eigenlijk impliceer jij dat God ijdel
Impliceer je dat ik oneerlijk ben?
Milieubescherming impliceert een milieu-effectbeoordeling.
Impliceer je dat ik niet mans genoeg ben om ermee om te gaan?
Maar als je dat zegt, impliceer je dat ik er iets mee te maken had.
Impliceer je nu dat ik iets te maken heb met de moord op dat meisje?
Rond de tijd van de moord in de buurt was… Ik impliceer dat u bewijs had
Impliceer jij dat er sprake is van enige degradatie hier bij het Agency?
u heeft haar niet ondervraagd. Ik impliceer dat u bewijs had
Waarom impliceer je steeds iets?
u heeft haar niet ondervraagd. Ik impliceer dat u bewijs had dat iemand die een motief had.
Natuurlijk impliceer ik geen ongepastheid.
nieuws heb gekeken van jullie nieuwsstation… en als je niet suggereert dat ze een boze Afro-Amerikaanse vrouw is… impliceer je dat ze een huwelijksbreker is die haar weg naar de top genaaid heeft.
Dit impliceert ook overleg met de gebruikers.
Landbouw Het impliceert de helft van de bevolking.
Ik impliceer dat jouw Harold een opmerkelijk anoniem leven leidde.
Godsdienstvrijheid impliceert de gelijkwaardigheid van godsdiensten.
Dit impliceert het werkt als testosteron in het lichaam.
Weet je wat ik impliceer? Als wij samen in de lift zitten,