Examples of using Zij roken in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Mocht zij roken?
Zij roken sigaretten.
Ik weet niet zeker wat zij roken.
Maar 't Congres, zij roken een andere Vietnam.
Raak de bergen aan, dat zij roken.
Combinations with other parts of speech
Usage with nouns
niet-roken kamers
wiet rokengerookte vis
gerookte ham
sigaret rokengerookt vlees
gerookt spek
gerookte makreel
joint rokengerookte kip
More
Usage with adverbs
More
Zij roken en drinken meer alcohol dan jongeren die nooit energiedrank drinken.
Raak de bergen aan, dat zij roken.
Zij roken meer, zijn vaker depressief, doen minder aan sport
En daal neder; raak de bergen aan, dat zij roken.
de wijnbouwers van dit land hebben fabrieken van dit produkt opgericht en zij roken hun wijnen en dan maar hopen dat zij er geen schadelijke kruiden
Degenen met de SZ combinatie hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen longaandoeningen(zoals emfyseem), vooral als zij roken.
raak de bergen aan, dat zij roken.
Daarentegen veranderen de vrouwen van de Khoikhoi hun positie niet wanneer zij roken.
Hij of zij rookt Double T's.
Zij rookten de meth.
Hij beroerde de heuvelen en zij rookten.
Zij rookt toch ook als een locomotief.
Zij rookte 35 jaar.
Zij rookt in het geniep.
Zij rookt toch Camels?
Zij rookt ook.
Zij rookte. Triest.
Ik weet dat zij rookt.
Ik wil ook wat van wat zij rookt.
Ik wil ook wat van wat zij rookt. Carol?
dus zij rookt.
dus zij rookt.
Geen gele vingers of tanden, dus zij rookt.
Hij beroerde de heuvelen en zij rookten… Ik zal de Heer lof toezingen zolang ik leef.