Examples of using Wants to know when in English and their translations into Dutch
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
He wants to know when.
Hij wil weten wanneer.My customer wants to know when.
M'n klant wil weten wanneer.He wants to know when you're leaving.
Hij wil weten wanneer je gaat.His mom and wants to know when.
En hij wil weten wanneer Jax terugkomt.He wants to know when you're coming in.
Hij wil weten wanneer je komt.
People also translate
Junior wants to know when.
Junior wil weten wanneer.Wants to know when you will be back.
Ze wil weten wanneer je terug bent.Reidun wants to know when.
Reidun wil weten wanneer.He wants to know when you're coming back.
Hij wil weten, wanneer je terugkomt.Everybody wants to know when you're gonna get here.
Iedereen wil weten wanneer je komt.Wants to know when I'm coming to get him.
Hij wil weten wanneer ik hem kom ophalen.I think she wants to know when she and Frank.
Ik denk dat ze wil weten wanneer zij en Frank.He Wants To Know When You're Going Back Out.
Hij wil weten wanneer je het water op gaat.My wife wants to know when we can see her.
Mijn vrouw wilt weten wanneer wij haar kunnen zien.He wants to know when I will go home.
Ze wil weten, wanneer ik naar huis kom.Mr Jessell wants to know when he's gettin' paid.
Hij wil weten wanneer Wants to know when you're coming over for your clothes.
Ze wil weten wanneer je je kleren komt ophalen.She wants to know when your birthday is.
Ze wil weten wanneer je jarig bent.She wants to know when you're coming home.
Ze wil weten wanneer u thuiskomt.She wants to know when he's coming back.
Ze wil weten wanneer hij terugkomt.Allan wants to know when we're coming home.
Allan wil weten wanneer we thuis zijn.He wants to know when we can come home.
Hij wil weten wanneer we thuis kunnen komen.Violet wants to know when she can pick me up.
Violet wil weten wanneer ze kan komen.And wants to know when Jax is gonna be back.
En hij wil weten wanneer Jax terugkomt.And he wants to know when you're coming back.
Hij wil weten wanneer jullie terugkomen.Violet wants to know when she can pick me up.
Violet wil weten wanneer ze mij kan ophalen.Saul wants to know when to expect you.
Saul wilt weten wanneer je te verwachten bent.She wants to know when you will visit her in Poughkeepsie.
Ze wil weten, wanneer je haar komt opzoeken in Poughkeepsie.He wants to know when we are going to hit the embassy.
Hij wil weten, wanneer we de ambassade gaan aanvallen.He wants to know when are you bringing the air mattress for Lily's sleepover.
Hij wil weten, wanneer je Lily's matras brengt.
