Voorbeelden van het gebruik van Mike in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Mike is ziek.
Welterusten, Mike.
Mike, bel me!
Dat was van Mike, hè?
Mike, met mij.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Gebruik met werkwoorden
Meer
Goegliebeer… Mike.
Mike, stop hier!
Dit was van Mike, toch?
Mike. Mike wie?
Dat wisten Mike en ik allebei.
Mike is onschuldig.
Wist je dat Mike pijnstillers neemt?
Mike, gewoon luisteren.
Nou, Mike, we zijn er.
Mike, wakker, maatje.
Dank je.- Mike, ik heb haar niet gebeld!
Mike, meen je dat?
Ed was niet Mike z'n biologische vader, hè?
Mike, wat doen we nu?
En jij en Mike, is het tussen jullie goed?
Mike, hoe gaat het met hem?
Ed was niet Mike z'n biologische vader, hè?
Mike, hoe is het geweest?
Die Mike Ditka-pil bevalt me wel.
Mike, we moeten nu gaan.
Ik heb Mike op 't dak. Dit meenje niet!
Mike, raad eens wat ik voor je heb?
Gina en Mike hadden een turbulente relatie.
Mike heeft drie van mijn ribben gebroken.
Kan Mike naar jou toe dit weekend?