Voorbeelden van het gebruik van Woon in de buurt in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik woon in de buurt.
Ik zei toch, ik woon in de buurt.
Ik woon in de buurt.
Geen probleem. Ik woon in de buurt.
Ik woon in de buurt.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
moeder woontmensen wonenfamilie woontouders wonenhuis wonenvader woontkinderen wonenstad wonenzus woontdochter woont
Meer
Gebruik met bijwoorden
Ingrid Saunders. Ik woon in de buurt.
Ik woon in de buurt.
Tenzij je van plan bent een reis naar Indonesië, ofzijn familie daar, woon in de buurt van een grote allochtone gemeenschap, enz.
Ik woon in de buurt.
Nee, ik woon in de buurt.
Ik woon in de buurt en neem een taxi.
En ik woon in de buurt.
Ik woon in de buurt. Vlakbij. Maakt u zich geen zorgen.
Ik woon in de buurt.
Ik woon in de buurt van het Bodenmeer in het zuiden van Duitsland.
Ik woon in de buurt.
Ik woon in de buurt van dit huis, en ik bedacht hoe ik het mooier kon maken voor mijn buurt. .
Ik woon in de buurt.
Ik woon in de buurt van de Trail: die verantwoordelijk is voor het werk op het in mijn omgeving?
I-ik woon in de buurt van een meer.
Ik woon in de buurt van twee kerncentrales, namelijk de enige commerciële kerncentrale van mijn land en ook die van het Belgische Doel.
Ik woon in de buurt. Oké.
Ik woon in de buurt. Violet.
Ik woon in de buurt van haar opa en oma.
Ik woon in de buurt en neem een taxi.
Nee, ik woon in de buurt van Burleight Street.
Deze drivers woon in de buurt, maar niet in, duurste steden waar ze kunnen tikken hogere tarieven, veerponten rijkere, witte-boorden-werknemers om hun werk en uit eten- maar waar ze genoeg geld te krijgen door het niet kan maken, zelfs met meer uren.
Wonen in de buurt van het strand, en genieten van de zon.
Mijn vader en mijn broer wonen in de buurt van Blackmoor.
We wonen in de buurt en.