Voorbeelden van het gebruik van Gisteren zei je in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Gisteren zei je nee.
Maar gisteren zei je.
Gisteren zei je dat ik.
Maar gisteren zei je.
Gisteren zei je dat hij goed was.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
mensen zeggenmoeder zeivader zeidokter zeijezus zeisommigen zeggenklanten zeggenman zeibijbel zegtzegt de HEERE
Meer
En gisteren zei je'goed werk.
Gisteren zei je"Verschijningen.
Maar gisteren zei je man dat.
Gisteren zei je anders niet veel tegen hem.
Wat?- Gisteren zei je dat ik-.
Gisteren zei je dat het onmogelijk was.
VADER Gisteren zei je dat iedereen wil leven.
Gisteren zei je dat ik haar kon vertrouwen.
Gisteren zei je dat ie op Tahiti zat.
Gisteren zei je dat het maar een spel was.
Gisteren zei je dat je me kende.
Gisteren zei je nog dat het een goed idee was.
Gisteren zei je niets over haar karakter.
Gisteren zei je dat we dit wel aankonden.
Gisteren zei je iets werkelijk verbazingwekkend.
Gisteren zei je dat ik te mooi was om te betalen.
Gisteren zei je dat als ik ooit in New York was.
Gisteren zei je dat ik jouw vertrouwen moest winnen.
Gisteren zei je dat we genoeg hebben geoefend.
Gisteren zei je dat haar neuro-onderzoek normaal was.
Gisteren zei je dat niemand ze mocht aanraken.
Gisteren zei je nog dat je van me hield.
Gisteren zei je dat het steriel en bewegingloos was.
Gisteren zei je nog dat we voor elkaar gemaakt waren.
Gisteren zei je nog dat Footless Fran de slechtste was.