Voorbeelden van het gebruik van Schema in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Wekelijks schema.
Schema openingsdag.
We zijn op schema.
Op schema en in positie.
Zie ook schema 1.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
strak schemaeen strak schemadrukke schemavast schemahetzelfde schemadagelijkse schemavolledige schemanieuwe schemanormale schemaregelmatig schema
Meer
Gebruik met werkwoorden
Meer
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Schema en niet van de gevallen.
Neem een schema.
Dit schema werkt voor mij op 100%.
Dit is uw schema.
Ik lag op schema met mijn plannen.
Pragmatisch schema.
Dit is een schema voor een RDD.
En het is geen schema.
Er staat een schema in het doosje.
Alles ligt op schema.
We hebben een schema voor u afgedrukt.
Alles lag op schema.
Jij hebt een schema voor alles, Coach.
Ze kennen 't schema.
Schema van hiërarchie en organisatie 15.
Ze gaf me m'n schema.
We zitten op schema met onze doelstelling.
Het is niet mijn schema.
Omdat ik het schema heb gemaakt.
Dit drie maanden schema.
Hier is je schema voor als ik weg ben.
Ik heb je schema.
Heb je op schema voor automatische landing.
Het is een chantage schema.
Nieuw XML schema voor JPK VAT audit file.