Voorbeelden van het gebruik van Schema in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Medicine
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Zie schema.
Twee dagen voor op schema.
Tage vor der Zeit.Snel schema.
Julia, we hebben het schema.
Julia, wir haben das Schaltbild.Dit schema is geweldig.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Gebruik met werkwoorden
Het was een schema.
Mijn schema is helemaal.
Mein Terminkalender war.Verticaal schema.
Vertikale Gliederung.Dit schema is veel te aggresief.
Dieser Plan ist zu aggressiv.Maanden schema.
Impfschema: 0, 6 Monate.Schema van vandaag bezoek drukkerij.
Ik ken het schema.
Achter schema zijn we.
Ik heb een schema.
Weil ich Termine habe.En haar schema is absurd.
Und ihr Terminkalender ist verrückt.Dankzij Phils schema.
Dank Phils Diagramm.Wat is het schema van metselwerk?
Was ist das Schema von Mauerwerk?Horizontaal schema.
Horizontale Gliederung.Schema niet gevondenJupiter's moon Io.
Schema nicht gefundenJupiter's moon Io.Hier is je schema.
Hier ist Ihr Terminplan.Waar is het schema van vandaag? Rena?
Hier is je schema.
Hier ist Ihr Schaltbild.Dit is je schema voor dit weekend.- Goed.
Gut. Das ist der Zeitplan für das Wochenende.We liggen op schema.
Wir liegen in der Zeit.Je schema zal een tijd een beetje anders zijn.
Dein Tagesplan wird eine Weile etwas anders sein.Verbrand dat schema.
Verbrenn' das Diagramm.Ik heb het schema van het apparaat bekeken.
Hij heeft een schema.
Er hat einen Zeitplan.Zijn schema lijkt erg belangrijk voor hem te zijn.
Sein Zeitplan scheint ihm sehr wichtig zu sein.En het is geen schema.
Und es ist kein Schema.
