Examples of using Baan in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
M'n nieuwe baan.
Baan 29 gesloten.
Ik wil de baan.
Baan je 'n weg naar buiten.
Ik wil die baan.
Combinations with other parts of speech
Usage with adjectives
nieuwe baaneen nieuwe baangoede baanandere baaneen goede baanechte baaneen andere baaneerste baanvaste baanoude baan
More
Maar de baan is fout.
En ik wil m'n baan.
Die baan nam Maddie altijd.
Geen geld, geen baan.
Ik heb z'n baan hersteld.
Ik vocht voor m'n baan.
Baan 28 vrij voor opstijgen.
Ga een echte baan zoeken!
Mijn nieuwe- Mijn nieuwe baan.
We naderen baan twee.
Ik zag je vandaag op de baan.
Vond een baan bij WilPharma.
Omdat dat mijn baan is.
Voor mijn baan, voor mijn toekomst.
En natuurlijk… Z'n baan.
Je baan is hier beëindigd.
Maddie nam altijd die baan.
Capital 902 op baan twee-vijf.
Neem baan drie. Zicht goed.
Dit is m'n eerste echte baan.
Neem baan drie. Zicht goed.
Er zijn drie planeten in die baan.
Annemarie Baan, met het gezin.
Baan mek mokCheck beschikbaarheid.
Ik neem die baan in San Diego.