Examples of using Gisteren in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Na gisteren.
Ik zag Anna gisteren.
Gisteren en vandaag.
Het gaat over gisteren.
Geen gisteren, geen morgen.
People also translate
Donna was hier gisteren.
U was gisteren in de bar.
Martin Rossmore van gisteren.
Hij kreeg gisteren een 10.
Gisteren water, vandaag water.
Waar was jij gisteren, Ann?
Zoals gisteren met uw dochter.
Onze computers zijn gisteren gestolen.
Ik had gisteren sex met iemand.
Er is een 3 gangen menu maar spannend is het niet; identiek aan gisteren.
Ik won gisteren de jackpot.
Gisteren heb ik m'n vader geschreven.
Dit gebeurde gisteren in Detroit.
Gisteren in Palm Springs gewinkeld.
Ik zag je gisteren met hem. Dimas.
Gisteren was Sam
Niet sinds hij gisteren wegging met Candi.
Gisteren was het jubileum van Sam en Michelle.
Die Jesaja-tekst stond gisteren op een spiegel.
Ze was gisteren in mijn appartement.
Ik had nog genoeg papierstrips over van gisteren om nog een kaart te maken.
En na gisteren met je moeder.
Van het groen van de jurk gisteren bleef zo'n stuk over.
Wat ik gisteren deed was kinderachtig, het spijt me.
We weten dat Jordan gisteren naar jouw kamer kwam.