Voorbeelden van het gebruik van Gisteren in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Gisteren, kerel.
Dus loog ze gisteren.
Gisteren, met jou.
Niet vandaag of gisteren.
Gisteren in het park.
Mensen vertalen ook
Ik heb het gisteren verpest.
Gisteren was zo intens.
Ja, ze vroeg het me gisteren.
Gisteren tenminste niet.
Het liep gisteren uit de hand.
Gisteren was het twee maanden.
An8}Laten we het doen zoals gisteren.
Ik was gisteren naar de film.
Ik sprak met Moss gisteren.
Gisteren ging het erg goed.
Remy Bressant is gisteren gestorven.
Gisteren hoorde ik gebrul.
Van het concert van gisteren.
Was u gisteren in het ziekenhuis?
Kan iemand alsjeblieft gisteren deleten?
Ik kon gisteren niet slapen.
Gisteren knipoogde ze naar me.
Lawrence Hammond is gisteren vermoord.
Eergisteren. En gisteren, in de auto.
Die jongen met wie je gisteren op het schoolplein stond?
Gisteren heb ik de coyotes niet verjaagd.
Mooi. Heb je dat gisteren in je broek geschoven?
Gisteren was een totale verspilling van tijd.
Je vergat dit gisteren, in het cafetaria. Ethan.
Gisteren werd ik in mijn eigen huis aangevallen.