Examples of using Grijs in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Grijs of zwart.
Nu ben ik grijs.
En grijs Mm-hmm.
Ze was zo koud en grijs.
Grijs Honda Accord.
Combinations with other parts of speech
Alles wordt grijs.
Grijs of bruin.
Alles was saai en grijs.
Alles. Geen grijs, geen midden.
Producten getagd met grijs.
Alles. Geen grijs, geen midden.
Hetzelfde haar. Maar hij is grijs.
Spaans grijs is zo twee jaar geleden.
De witte was werd altijd grijs.
Grijs haar, cellulitis, alles.- Oh, God.
Producten getagd met kodiak grijs.
Oorzaken van vroeg grijs worden van haar.
Producten getagd met tafellamp grijs.
Het is wit, grijs en hondenpiesgeel.
Grijs haar. Ik vergeet mijn project bijna.
klein en grijs haar.
Nou, 't was grijs, wat het ook geweest is.
Producten getagd met house doctor vaas grijs.
Grijs haar. Ik vergeet mijn project bijna.
Producten getagd met KLIM badlands pro grijs.
Grijs. De wereld is grijs, Jack!
Producten getagd met linnen tafelkleed grijs.
Blauw of grijs van kleur, grote ovale hoofden.
licht grijs getint.
Ik ben oud, grijs, weeg vijf kilo teveel…- Vijf?