Examples of using Ik vrees in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ik vrees… voor u.
Alsjeblieft. Ik vrees voor m'n gezin.
Ik vrees voor haar.
Alsjeblieft. Ik vrees voor m'n gezin.
Ik vrees het te horen.
Combinations with other parts of speech
Usage with nouns
comité vreestvreest jullie heer
mensen vrezenvrees geen kwaad
god vrezencommissie vreestallah vreestvreest een dag
dood vrezenvrees de straf
More
Usage with adverbs
Usage with verbs
Wend mijn smaadheid af, die ik vrees, want uw verordeningen zijn goed.
Ik vrees voor Caro.
Mijn wereld? Ik vrees dat Axis zal sterven?
Ik vrees voor haar leven.
Wat ik vrees, bekruipt me.
Ik vrees voor uw mannen.
Maar ik vrees dat er meer slachtoffers zijn.
Ik vrees voor Denise.
Horace, ik vrees dat jij en ik te frivool zijn.
Ik vrees voor m'n leven.
Ik vrees voor m'n familie.
Ik vrees voor je veiligheid.
Ik vrees voor je gezondheid.
Ik vrees dat Sheena dood is.
Ik vrees voor mijn ziel.
Ik vrees voor m'n familie.
Ik vrees voor m'n vrienden.
Ik vrees voor mijn vrienden.
Ik vrees voor haar, Charlotte.
Ik vrees dat ze in de knoei zit.
Ik vrees voor haar. Constance.
Ik vrees voor m'n gezin, thuis.
Ik vrees dat ze wat te kort is.
En ik vrees voor de moeder in haar.
Ik vrees dat ik ze opgegeten heb.