Examples of using Zij riepen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Ecclesiastic
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Zij riepen op tot de mandir.
men hem roepen zou; en zij riepen den blinde, zeggende tot hem:
En zij riepen tot den koning;
men hem roepen zou; en zij riepen den blinde, zeggende tot hem:
Zij riepen op tot quarantaine.
Combinations with other parts of speech
Usage with nouns
plicht roeptraad roeptroept de commissie
europese unie roeptcommissie roeptcomité roepteuropese raad roeptgod roeptroept de vraag
verdediging roept
More
Usage with adverbs
Usage with verbs
En zij riepen, uit angst.
Zij riepen alle mensen op om hen daarin te volgen.
Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruis Hem!
Zij riepen tot den HEERE, en Hij verhoorde hen.
En zij riepen wederom: Kruis Hem.
Oh zij riepen een dood op het kind;
En zij riepen opnieuw: Kruisig Hem!
En zij riepen te meer: Kruis Hem!
En zij riepen te meer: Kruis Hem!
En zij riepen te meer: Kruis Hem!
En zij riepen te meer: Kruis Hem!
En zij riepen te meer: Kruis Hem!
En zij riepen Simson uit het gevangenhuis;
En zij riepen nog harder: Kruisig Hem!
Zij riepen tot den HEERE, en Hij verhoorde hen.
Zij riepen tot den HEERE, en Hij verhoorde hen.
En zij riepen, wenende en rouw, gezegde: 'Wee!
Maar zij riepen daartegen, zeggende: Kruis Hem, kruis Hem!
En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden!
Zij riepen echter des te meer: Laat Hij gekruisigd worden!
En zij riepen elkander, toen zij des morgens opstonden.
En zij riepen Simson uit het gevangenhuis;
Maar zij riepen te meer, zeggende: Laat hem kruisigen!
En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden!
Maar zij riepen te meer, zeggende: Laat hem kruisigen!