Voorbeelden van het gebruik van Dollar in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dollar waard.
Zo'n zes dollar.
Dollar inbracht.
Het is 200 dollar.
Vijf dollar per week.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
amerikaanse dollarnieuw-zeelandse dollaraustralische dollarcanadese dollareen amerikaanse dollarde amerikaanse dollareen australische dollareen canadese dollarsingapore dollarzilveren dollar
Meer
Gebruik met werkwoorden
dollar verdiend
dollar gekost
dollar geven
dollar lenen
dollar gewonnen
dollar verloren
dollars besparen
dollar uitgegeven
dollar krijgen
Meer
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
dollar per dag
dollar per jaar
dollar per uur
dollar per maand
dollar per week
dollar per vat
dollar per stuk
cent per dollardollar per nacht
dollar per persoon
Meer
BNP 556 miljard dollar.
Vijftig dollar, geen Grammy.
Hij gaf me 200 dollar.
Voor 'n dollar eet ik het op.
Ik heb enkel 20 dollar.
Dollar voor 5000 kratten?
En 200 miljoen dollar.
Een dollar in de pot. VLOEK POT.
Het is vier miljoen dollar.
Dollar voor de grootste vis?
Ik heb maar vijf dollar.
Dollar in een schoenendoos.
Ja, ik heb 40 dollar.
Dat is Dollar Tree-jeans.- Wat?
We hebben maar 300 dollar.
Dollar in die schoenendoos.
Niemand heeft 4 miljard dollar.
Goed eten. Een dollar per week.
Het was een bajillion dollar.
Een dollar per dag, bonen en hooi.
Nu wil ik een miljoen dollar.
Ik heb al 12 dollar verdient.
Ja, alsjeblieft. Honderd dollar.
Als het een dollar is, heb je geluk.
Dollar op een geheime rekening staan.