Voorbeelden van het gebruik van Shit in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Shit, echt?
Kom met mij mee. Shit.
Shit.-Hier.
Canberk. Shit.-Wie?
Shit.-Wacht even.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met werkwoorden
Kijk in de auto. Shit.
Shit.- Voorzichtig.
Bel Bob Morton. Shit.
Shit, hij is leeg.
Het spijt me zo. Shit.
Shit, daar zijn ze.
Help me.-Verdomme. Shit.
Shit, je telefoon?
Ik heb Marco geraakt. Shit.
Shit, wie ben je?
Ik moet voor m'n pa zorgen. Shit.
Shit. En je ouders?
Hé, waarom geef je die shit aan deze jonge gasten? Ruben.
Shit, mijn… Mam, kom op.
Ze gaan betalen voor die shit die ze hebben gedaan!
Shit, jij weer?
Wat? Shit. Zak? Carl.
Shit, mijn redacteur.
Dit is de precies de shit waarvan ze gek werd toen er ervan probeerde te ontsnappen.
Shit, je hebt gelijk.
O, shit. Verdomme!
Shit. Blijf zoeken!
Dr. Shit of dr. Mest.
Shit, het is Dumont.
O, shit. Staan blijven.