Voorbeelden van het gebruik van Spul in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Goed spul.
Maar ik krijg eerst het spul.
Heet spul.
Goed spul.- Beter is er niet.
Goed spul.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
goede spulpersoonlijke spullennieuwe spullenoude spullenandere spullenblauwe spulechte spulhetzelfde spulgroene spulgratis spullen
Meer
Gebruik met werkwoorden
spullen pakken
spullen ophalen
spullen inpakken
spullen doorzocht
spullen gevonden
spullen meenemen
spullen kopen
spullen te pakken
haal de spullenpak de spullen
Meer
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
O… Het spul ligt in de auto.
Alleen goed spul.
Goed spul, hé?
Het is goed spul.
Heb je spul bij je?
Ik heb het spul.
Magisch spul.- Regenwater?
Goedkoop spul.
Al mijn spul staat erop.
Wat nieuw spul.
Heb je dat spul meegebracht?
Het is goed spul.
Dit spul is vloeibaar goud.
Dat is mijn spul.
Ik heb het spul in de koffer.
Er was daar genoeg spul.
Laat het spul hier.
Ik zoek medisch spul.
Het is top spul.- Prijzig.
Nee, niet zoals dit spul.
Maakt dit spul je niet bang?
Nee, eerst het spul.
Breng het spul naar Judith.
Paranoia, zeker goed spul.
En met spul bedoel ik kauwgom.