Examples of using Toeschouwer in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Toeschouwer Ken.
Ik ben ook een toeschouwer.
Als toeschouwer, uiteraard.
Ik ben slechts toeschouwer.
De toeschouwer wordt daarmee gevangen door de blik.
Combinations with other parts of speech
Usage with adjectives
Je bent geen toeschouwer.
De toeschouwer weet dus‘hoe het verhaal afloopt'.
Of hij is een toeschouwer.
De toeschouwer kiest aan welke kant hij plaatsneemt.
Ik was slechts toeschouwer.
De toeschouwer wil talent zien, geen huisvlijt.
Ik ben alleen een toeschouwer.
Ik ben geen toeschouwer van mijn leven.
Ook een onschuldige toeschouwer.
Gewoon als toeschouwer, uiteraard.
Muziek zit in het oor van de toeschouwer.
Ik ga geen toeschouwer zijn.
je bent een toeschouwer.
Slechts als toeschouwer, natuurlijk.
Schoonheid leest in het oog van de toeschouwer.
Ik ben het zat toeschouwer te zijn.
De toeschouwer kan het opvatten als een uitnodiging.
Alleen als toeschouwer.
De toeschouwer hoort er de fluisterende stem van een meisje.
Voornamelijk als toeschouwer.
De toeschouwer wordt uitgenodigd meer dan eenmaal te kijken.
Omdat ik haar toeschouwer ben.
De toeschouwer kijkt uit op de enormiteit van de locatie.
In orde, oor van de toeschouwer.
Ik ben meer toeschouwer, een open kanaal.