Voorbeelden van het gebruik van Getal in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
En een getal.
Het getal zeven.
Nog een getal.
Het getal is 666.
Ik heb geen getal.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
negatieve getallengeheel getalwillekeurige getallenpositieve getallendecimale getallenhele getallenalle negatieve getallencomplexe getallenreële getalleneerste getal
Meer
Gebruik met werkwoorden
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Welk getal is het?
Seks is geen getal.
Het getal is veranderd.
Je wilt een getal?
Het getal drie is overal.
Jouw magische getal.
Een getal is geen speelgoed.
Elke contour van ieder getal.
Ons eerste getal is B-24.
Dit getal blijft over het algemeen constant.
Hoe lager het getal hoe beter.
Dit getal kan te groot zijn.
Weet je wat een getal is, jongen?
Dit getal wordt de klimaatgevoeligheid genoemd.
Leeftijd is maar een getal, of niet Norman?
Het getal 7 wordt als geluksgetal beschouwd.
Ik denk aan een getal tussen 1 en 10.
De constante die ik zocht was geen getal.
Zegt het getal 1820 je iets?
Is drie niet meer 'n beangstigend getal. En opeens.
Zegt het getal 1820 je iets?
En opeens… is drie niet meer 'n beangstigend getal.
Kies een getal tussen 1 en 100.
Tel de explosieven erbij op, en deel dat getal door de Jappen.
Ons volgende getal is 46…- Oké. Nummer 24.