Voorbeelden van het gebruik van Sigrid in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik ben Sigrid.
Sigrid, lieverd.
Jij, ik en Sigrid.
Sigrid, kom op!
Van mij en Sigrid.
Sigrid, het citaat.
Ik hou van je, Sigrid.
Sigrid. Daar ben je.
Ik moest Sigrid halen.
Sigrid, ben je zover?
Ik ben je vader, Sigrid.
Sigrid, je bent gek.
Dit cadeau is voor Sigrid.
Sigrid? Mag ik even?
Ik ben je vader, Sigrid.
Sigrid kan niet komen.
Ga weg en laat ons met rust.-Sigrid.
Sigrid was nog heel klein.
Je bent een goed mens, Sigrid.
Sigrid, ik wil geen ruzie!
Wat? -Heeft Sigrid niets gezegd?
Sigrid is een succesverhaal.
Draag de nieuwe sneakers.-Sigrid.
Sigrid, ik heb al gekeken.
Ik wist niet dat Sigrid een vriend had.
Sigrid had kunnen meerijden.
En dan leer ik ook de vader van Sigrid kennen.
Sigrid en ik zijn in Liverpool.
Zalm en jou ga ik het minst missen, Sigrid.
Hoi, Sigrid.-Ben je er alweer?