Voorbeelden van het gebruik van Fijn in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Niet fijn.
Fijn Frans kant.
Dit was fijn.
Fijn dat u belde.
Het is heel fijn.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
fijne dag
fijne avond
een fijne dag
fijne lijntjes
een fijne avond
fijne plek
fijne vakantie
fijn vakmanschap
een fijne plek
fijn weekend
Meer
Het is fijn gemaakt.
Nee. Het is niet fijn.
Fijn dat jij het niet was.
Deze kooi is niet fijn.
Het is fijn en verdrietig.
Cobra's zijn niet fijn.
Oh, het is fijn gemaakt.
Fijn dat je kwam.
Hij is fijn, hij is goed.
Fijn dat je kon komen.
Dat is fijn, John Breen.
Fijn voor jou en Andrew.
Het was fijn u te zien.
Fijn weekend. Niet slecht.
En probeer dit ook.- Fijn.
Hoe fijn kun je snijden?
Producten getagd met fijn.
Fijn dat je bent gestopt.
Water. Water zou fijn zijn.
Fijn voor u. En te luisteren.
Ravi? Het moet fijn zijn. Ravi?
Fijn voor u. En te luisteren.
Dat zou fijn zijn. Ja, Yay.
Fijn u te zien, Dr. Tucker.
Jacob Barnes. Fijn u te zien.