Examples of using Onbeduidend in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ik ben onbeduidend.
Onbeduidend zelfs.
Zelfs onbeduidend.
Onbeduidend voor jou.
Zeer onbeduidend.
Combinations with other parts of speech
Usage with nouns
Onbeduidend worden.
Je bent onbeduidend.
N Onbeduidend kunstenaartje.
Het was onbeduidend.
Onbeduidend en oppermachtig.
Dat is niet zo onbeduidend.
Ik ben onbeduidend, corrupt.
Waarschijnlijk onbeduidend.
Hoe onbeduidend kun je worden?
Ik ben heel onbeduidend.
Het is onbeduidend en verachtelijk.
Dat is nu zo onbeduidend.
Het is onbeduidend. Het is zwak.
Waardevol, maar onbeduidend.
Het is onbeduidend. Het is zwak.
Geen detail is te onbeduidend.
Jij bent onbeduidend voor hem.
Het spijt me. Je bent onbeduidend.
Niets zo onbeduidend als dat.
Het is zwak. Het is onbeduidend.
T Is mij te onbeduidend en te rommelig.
Het is onbeduidend.
Hij is te onbeduidend om gehaat te worden.
Dit punt is echter allerminst onbeduidend.
Dit is geen onbeduidend bedrag.