Examples of using Tijd in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Maar van mijn tijd.
Tijd voor ontbijt.
Het is het tijd waarin we leven.
Tijd voor 'n nieuw begin, Bruno.
Tussen onze tijd en de toekomst.
People also translate
Plunderaars in de Ottomaanse tijd.
Een tijd van… gadgets.
Wat leven wij in een fascinerende moderne tijd.
Een tijd die nooit bestond.
Stijlvol wonen in de moderne tijd villa"Big Oyster".
Je tijd van onschuld is voorbij!
Brekky-wekky tijd voor Gilby-goo.
Tijd voor het huishouden! Leo? Lukas!
Product van de tijd waarin we leven.
Tijd voor het huishouden! Leo? Lukas!
We leven in een tijd van syncretisme.
Tijd voor het huishouden! Leo? Lukas!
Papier uit die tijd, de juiste inkt.
De tijd van wonderen is weer aangebroken.
In de antieke tijd waren wij slaven.
Tijd voor u om te investeren in een nieuw pak.
Nu is het de tijd voor u en uw dochter.
De grootste ontdekkingsreiziger van onze tijd komt thuis.
En… vrije tijd na huiswerkbegeleiding.
Boeken van de tradities in hun eigen tijd al is hun.
Van onze tijd, mijn vriend Barry Gibb.
Als klant kunt u hier uw goederen voor korte of langere tijd opslaan.
Omdat de tijd van eerbied voorbij is.
Beschikbaarheid van de huur ook voor kortere of langere tijd afhankelijk van de behoeften.
Het was een tijd van opwaartse mobiliteit.