Voorbeelden van het gebruik van Kabel in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Oranges Kabel.
Kabel fällt raus.
Keine roten Kabel.
Die Kabel sind weg.
Wo ist das Kabel?
Waar is de stekker?Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Gebruik met werkwoorden
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Das Kabel liegt daneben.
Hier ist das Kabel.
Kabel und Dilatator drin.
Draad en dilater erin.Gib mir das Kabel.
Die Kabel sind durch.
De draden zijn doorgebrand.Hier ist das Kabel.
Hier is het draad.Diese Kabel sind gerissen.
Deze draden zijn gescheurd.Keine grünen Kabel.
Geen groene draden.Seit ich Kabel habe.
Sinds ik kabel heb.Jede Kamera hat ein Kabel.
Elke camera heeft een snoer.Alte Kabel, zugiges Haus.
Oude bedrading, tochtig huis.Ich habe genug Kabel.
Ik heb genoeg kabel.Die Kabel sind durchtrennt.
De draden waren doorgesneden.Ja, Rico, sie haben dort kabel.
Ja, Rico, ze hebben kabel.Die Kabel sind durchgetrennt!
De draden zijn doorgesneden!Baumwolle Baby Kabel Außen 100.
Katoenen baby koord buitenste.Kabel sind Kabel.
Bedrading is bedrading.Soll ich das Kabel rausziehen?
De stekker eruit trekken? Moet ik?Pinsel-, Flecht-, Fransen oder Kabel.
Borstel, vlecht, franje of koord.Ich hatte das Kabel rausgezogen.
Ik had de stekker eruit getrokken.Volt kabel zum anschluss von 12V im auto.
Volt kabel voor aansluiting 12V in de auto.Soll ich das Kabel rausziehen?
De stekker eruit trekken? moet ik eh… Eh?Das Kabel zu den Airbags wurde durchgeschnitten.
De draad van de airbags is doorknipt.Sie haben Ihr Kabel vergessen, Mark.
Je bent je draad vergeten, Mark.Das Kabel im Knopf ist aus Carbonfaser.
De draad in het tweede knoop is koolstofvezel.
