Wat Betekent WACH in het Nederlands - Nederlands Vertaling S

Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord
wakker
wach
aufwachen
wecken
erwachen
munter
hellwach
aufstehen
aufwachst
bijgekomen
wach
aufgewacht
hinzugekommen
zu sich gekommen
bei bewusstsein
zugenommen
geschaffen
dazugekommen
entstanden
opgebleven
aufgeblieben
wach geblieben
gewartet
noch wach
ontwaakt
erwachen
aufwachen
wecken
dem erwecken
wachen auf
der erweckung
klaarwakker
ontwaken
erwachen
aufwachen
wecken
dem erwecken
wachen auf
der erweckung
Vervoeg werkwoord

Voorbeelden van het gebruik van Wach in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Er ist wach.
Hij is alert.
Wach auf! Baz?
Baz. Word wakker.
Ich bin wach.
Ik ben alert.
Wach auf, Wolfsjunge.
Wakker worden wolfjongen. Kom op.
Er war wach.
Hij was alert.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Er ist wach und reagiert normal.
Hij is alert en reageert goed.
Sie ist wach.
Ze is klaarwakker.
Wach auf, Eung-cheol! Eung-cheol!
Eung-cheol. Word wakker, Eung-cheol!
Du bist wach.
Je bent bijgekomen.
Sie sollen wach und kooperativ bleiben.
Je moet alert en behulpzaam blijven.
Sie sind wach.
U bent bijgekomen.
Doch. Ransone ist wach und er will dich sehen.
Ransone is bijgekomen en vraagt naar je.
Sie sind wach.
Ze zijn bijgekomen.
Jetzt, wo Li Luo wach ist, sollen wir es tun?
Zullen we dat doen nu Li Luo is ontwaakt?
Wally ist wach.
Wally is bijgekomen.
Bleib wach, Deke!
Blijf alert, Deke!
Edward ist wach.
Edward is bijgekomen.
Ich bin so lange wach geblieben wie ich konnte.
Ik ben zo lang mogelijk wakker gebleven.
Jemand war wach.
Iemand was klaarwakker.
Taylor ist wach und es geht ihr gut.
Taylor is bijgekomen en volgens de dokter is alles goed.
Du bist wach.
Je bent klaarwakker.
Er sagte, er wollte wach bleiben, insbesondere letzte Nacht.
En hij wou alert blijven, vooral vorige nacht.
Die Braut ist wach.
De bruid is ontwaakt.
Jetzt bin ich wach. -Schlaf weiter.
Ik ben klaarwakker. Ga slapen.
Es sind ja alle wach.
Ik zie dat jullie wakker zijn?
Juliette ist wach, weißt du.
Juliette is aan het ontwaken.
Ich war die ganze Nacht wach.
Ik ben die hele nacht opgebleven.
Halte ich dich wach mit dem Gerede?
Hou ik je wakker met al mijn gepraat?
Warst du die ganze Nacht wach?
Ben je de hele nacht opgebleven?
Ich war wieder früh wach, also ging ich joggen.
Ik was al vroeg klaarwakker, dus ik ging hardlopen.
Uitslagen: 6546, Tijd: 0.4042

Top woordenboek queries

Duits - Nederlands